a. De jongen leest een
krant.
O. WWG LV
b. Zinsdeel: onderwerp (kernwoord
= jongen)
Zinsdeel: LV (kernwoord
= krant)
c. voorbeelden van BVB'en:
de aardige jongen, de grote
jongen, de ijverige jongen, de knappe jongen, de jongen van de buren, de
jongen uit de buurt, de jongen met de mooie ogen, ...
een verfrommelde krant, een
saaie krant, een oude krant, een dure krant, een krant van gisteren, een
krant met sportnieuws, ...
Deze aanvullingen noemt men bijvoeglijke bepalingen. |
OPDRACHT 2: Vul onderstaande zinnen aan met zoveel mogelijk bijvoeglijke bepalingen!
a. De minister beval
een onderzoek.
b. Ambtenaren en een producent verzwegen dat beendermeel aan runderen was gegeven.
c. Het huis
wordt afgebroken.
d. Dat taalgebruik neem ik niet langer.
e. De brugwachter schreeuwde hem iets toe.
OPDRACHT 2
(mogelijke antwoorden!)
a. De nieuwe
minister van onderwijs beval
een grondig
onderzoek naar de daling van het leerlingenaantal.
b. Corrupte
ambtenaren in het bedrijf
en een producent verzwegen dat gemalen
beendermeel van menselijke oorsprong
aan runderen was gegeven.
c. Het leegstaande
huis met de kapotte ramen
wordt afgebroken.
d. Dat beledigende
taalgebruik tegenover vreemdelingen
neem ik niet langer.
e. De ongeduldige
brugwachter uit Antwerpen
schreeuwde hem iets toe.
OPDRACHT 3: Bedenk minstens 2 bijvoeglijke naamwoorden bij deze zelfstandige naamwoorden:
a. een succes
b. een belegering
c. een zaal
d. een brug
e. een stierenkop
OPDRACHT 3 (mogelijke antwoorden!)
a. een enorm,
geweldig succes
b. een reusachtige,
massale belegering
c. een ruime,
immense zaal
d. een hoge,
lange brug
e. een gigantische,
zware stierenkop
DE BWB
OPDRACHT 6: Benoem de onderstreepte zinsdelen of zinsdeelstukken
a. De snijdende wind blies ons om de oren.
b. De wind blies ons snijdend om de oren.
c. De bergweg steeg slingerend tussen de hoge pieken door.
d. De slingerende bergweg steeg tussen de pieken door.
e. De herder stapte door het lage deurtje.
f. Door het lage deurtje werd hij gehinderd.
g. De meisjes en de jongens wisselden op zachte toon woorden vol toespelingen.
h. De geiten op de omheinde plaats mekkerden.
i. De geiten mekkerden op de omheinde plaats.
j. Hij streek het zand met zijn rijzweep glad.
OPDRACHT 6
a. snijdende = BVB
(zegt
iets over "wind")
b. snijdend =
BWB van wijze (zegt iets over "blies")
c. slingerend =
BWB van wijze(zegt iets over "steeg")
d. slingerende = BVB
(zegt iets over "bergweg")
e. door het lage deurtje = BWB
van richting
f. door het lage deurtje = een
HV!!! (dit is GEEN bvb of bwb, want het is
een passieve zin met een door-bepaling, die de werking "hinderen" uitvoert!)
g. op zachte toon =
BWB van wijze (zegt iets over "uitwisselen"),
vol toespelingen = BVB
(zegt iets over "woorden"), met bijbedoelingen = BVB
(zegt iets over "gedachten")
h. op de omheinde plaats = BVB
(zegt iets over "de geiten" --> 'de geiten op de omheinde plaats' = 1 zinsdeel,
nl. het onderwerp)
i. op de omheinde plaats = BWB
van plaats (zegt iets over "mekkerden" -->
niet langer 1 zinsdeel, want staat niet allemaal voor de pv)
j. met zijn rijzweep = BWB
van middel