Het meewerkend voorwerp
Vraagtrucje |
AAN WIE/WAT
|
+ WWG
|
+ O. | + LV ? |
(Je moet wel controleren of je "aan" kunt toevoegen of weglaten aan het gevonden zinsdeel.)
vb1a. Hij geeft een bos bloemen aan haar. | Kan 'aan' worden weggelaten?
Hij geeft haar een bos bloemen JA! Dus het is een MV! |
vb1b. Hij hangt zijn jas aan de kapstok. | Kan 'aan' worden weggelaten?
Hij hangt de kapstok zijn jas. NEE! Dus het is GEEN MV! (dit is een BWB) |