Het onb vnw verwijst naar
iets in het algemeen, naar iets onbepaald. Ze kunnen zowel bijvoeglijk (B) als zelfstandig (Z) voorkomen |
Meest voorkomende :
zelfstandig:
iemand, niemand, iets, niets, menigeen, men, iedereen, elk, ieder, wat
(= iets), het, allerlei, al(le), allemaal, enig(e), enkele, zoveel, verscheidene,
weinig(e)
vb. Iedereen
heeft wel eens een rotdag.
Z
Ze zijn allemaal van het strand verdwenen.
Z
onderstaande kunnen ook bijvoeglijk voorkomen:
elk, ieder, wat (= iets), allerlei, al(le), enig(e), enkele, zoveel, verscheidene,
weinig(e)
vb. Ik heb wat
reservekledij meegebracht.
B
Ik heb nog nooit zoveel leerlingen bij elkaar gezien!
B
Uitdrukkingen:
de een of ander, welke ook maar, deze of
gene, die of die, dit of dat
vb. Een of andere klojo heeft ingebroken
in mijn kantoor!
B
Je mag hier een of ander uitkiezen om de feestactiviteiten te organiseren.
Z