Tekststructuren
(HB 260)
- de chronologische structuur
De gegevens staan in
"volgorde van tijd": wat eerst gebeurde, staat vooraan in de tekst, dan
volgt wat daarna gebeurde en wat zich het laatst voordeed, staat
achteraan.
Meestal toegepast in geschiedkundige teksten.
- de opsommende structuur
Teksten met zo'n structuur sommen kenmerken en aspecten van een onderwerp op, meestal heel kort en bondig.
Dit is ook te zien aan de opmaak van een tekst: er staan streepjes, nummertjes of andere opsommingstekens bij!
- de oorzaak-gevolg structuur
Meestal
zijn dit probleemthema's en beperkt men zich uitsluitend tot het
weergeven van de oorzaken en gevolgen van een bepaald verschijnsel.
- de verklarende structuur
Doet
sterk denken aan de oorzaak-gevolg structuur, met dat verschil dat men
hier meer aandacht heeft voor de oorzaken en/of redenen van een bepaald
verschijnsel en minder voor de gevolgen ervan. Bovendien legt men bij
de verklarende structuur ook verbanden met andere verschijnselen om een
antwoord te geven op een aantal vragen als: Waarom is er... ? Hoe komt het dat... ? Wat zijn de oorzaken van...? Wat is het verband tussen ... en ... ? Klopt het dat... ?
- de beschrijvende structuur
Deze structuur gebruikt men om te vertellen hoe iets of iemand eruit ziet, wat de kenmerken ervan zijn, enz...
Kortom, er wordt informatie gegeven over het centrale thema van de tekst.
Deze informatie kan zeer uitgebreid aan bod komen en koppelt eigenlijk alle vorige structuren samen aan elkaar.
Dit is een ideale structuur voor: een spreekbeurt, een reportage, een artikel, enz...
- de probleem-oplossing structuur
Een tekst waarin een probleem wordt omschreven en waarvoor oplossingen worden aangeboden of bekendgemaakt worden, heeft een probleem-oplossingstructuur.
TERUG