Verwijswoorden verwijzen meestal naar een woord dat al eerder genoemd is of wijzen vooruit naar een woord dat nog genoemd gaat worden. Verwijswoorden kunnen ook verwijzen naar woordgroepen of zinnen.
Het antecedent (datgene waarnaar verwezen wordt) bepaalt welk verwijswoord je moet gebruiken. Bij woordgroepen wordt dat bepaald door het kernwoord.
Maak
oefening
1
OPGELET!!
Het is niet omdat het LIJKT alsof je een correct verwijswoord gebruikt
dat dit ook zo is, want er worden heel vaak fouten tegen gemaakt!
Voorbeelden
van fouten:
Hem werd een contract aangeboden
die
nogal wat onduidelijkheden bevatte
"Die" moet zijn: "dat", want het
is het contract(o).
De scholier stelde de staatssecretaris
voor een probleem wat ze niet direct kon oplossen.
"Wat" moet zijn: "dat", want het
is het probleem (o).
De Nederlandse scholierenbevolking
heeft zijn stem laten horen.
"Zijn" moet zijn: "haar", want
bevolking is een vrouwelijk woord(v).
Dat is het beste dat ik ooit
gedaan heb.
"Dat" moet zijn: "wat",
want na de overtreffende trap gebruik je wat.
Ze doen waar hun zin in hebben.
"Hun" moet zijn: "ze". Hun mag
je niet als onderwerp gebruiken.
Maak
oefening
2
Er bestaan verschillende SOORTEN verwijswoorden. Daar leer je later meer over!